Ausführliche Beschreibung der vorgewählten Orgel
Quelle: Stadsarchief Leipzig
Leipzig, Deutschland (Sachsen) - Paulinerkirche (Universitätskirche)
Gemeinde: Leipzig
Adresse: Augustusplatz, 04109, Leipzig
Beschreibung nr.: 2018238.
Gebaut von: Johann Gottlob Mende (1843)
Destroyed (1968)
Technische Daten
Disposition
Hauptwerk (C-f'''): Principal 16', Bordun 16', Principal 8', Gamba 8', Rohrflöte 8', Gemshorn 8', Quinte 5 1/3', Octave 4', Gemshorn 4', Quinte 2 2/3', Doublette 2 fach (2' + 1 1/3'), Cornett 4 fach, Mixtur 4 fach, Cymbel 3 fach, Fagott 16', Trompete 8'.
Oberwerk (C-f'''): Quintatön 16', Principal 8', Quintatön 8', Flauto Amabile 8', Fugara 8', Gedackt 8', Octave 4', Rohrflöte 4', Quinte 2 2/3', Octave 2', Cornett 3 fach, Mixtur 5 fach, Aeoline 16' - Zunge, Clarinette 8'.
Schwellwerk (C-f'''): Lieblichgedackt 16', Flauto Dolce 8', Salicional 8', Rohrflöte 8', Principal 4', Gedackt 4', Nasart 2 2/3', Octave 2', Mixtur 4 fach, Oboe 8'.
Pedal (C-d'):
1. Abteilung: Principalbaß 32', Subbaß 16', Violonbaß 16', Octavenbaß 8', Cellobaß 8', Posaunenbaß 32', Posaunenbaß 16'.
2. Abteilung: Principalbaß 16', Viola 8', Quintbaß 10 2/3', Quintbaß 5 1/3', Octave 4', Cornett 4 fach, Trompete 8', Clarine 4'.
Koppeln: Manualcoppeln, Pedalcoppel.
Nebenregister und Spielhilfen: Tremulant, 12 Combinationstritte 12', Crescendo und Decrescendo, Freie Combination für das ganze Werk, Plenocombination, Barkermaschine.
Quelle: Stadsarchief Leipzig
Leipzig, Deutschland (Sachsen) - Paulinerkirche (Universitätskirche)
Gemeinde: Leipzig
Adresse: Augustusplatz, 04109, Leipzig
Beschreibung nr.: 2018238.
Gebaut von: Johann Gottlob Mende (1843)
Destroyed (1968)
| Jahr | Orgelbauer | Opus | Aktivität | 1843 | Johann Gottlob Mende | Neubau | 1874 | Ladegast & Sohn | 66 | Umbau | 1899 | Ladegast & Sohn | Restaurierung und Vergrößerung | 1904 | Julius Jahn & Sohn | Vergrößerung | 1915 | Julius Jahn & Sohn | Vergrößerung | 1949 | Eule Orgelbau | 221 | Restaurierung |
- Johann Gottlob Mende bouwde in 1843 een drieklaviers orgel voor de Paulinerkirche in Leipzig. Dit instrument verving een orgel van Johann Scheibe met 54 stemmen uit 1715. Er is pijpwerk van Scheibe overgenomen door Mende.
- Het orgel is in 1874 door Friedrich Ladegast grotendeels herbouwd, omdat er veel storingen waren. Ladegast verbeterde de windladen, vernieuwde de complete mechaniek en plaatste een Barker-hefboom. Verder breidde hij de manuaal- en pedaalomvang uit, bouwde een pneumatische registertractuur in, en werd het derde manuaal in een zwelkast geplaatst. Tenslotte is de windvoorziening vernieuwd en werd een groot aantal registers vervangen.
- In het voorjaar van 1898 waren er plannen het orgel te laten verbouwen en voorzien van een nieuwe orgelkas door de firma Ladegast. Deze werkzaamheden werden in 1899 uitgevoerd.
- De firma Jahn uit Dresden breidde het orgel uit tot 92 stemmen in twee fasen, in 1904 en in 1915. Bij deze uitbreiding werd de mechaniek vernieuwd en de orgelkas vergroot. In 1949 voerde de firma Eule een revisie uit om oorlogsschade te herstellen. Op last van de overheid is het kerkgebouw op 30 mei 1968 opgeblazen. Het orgel is daarbij verloren gegaan.
- De vermelde dispositie is die van Ladegast uit 1874.
Technische Daten
| Anzahl Register pro Manual | |
| - Hauptwerk | 16 |
| - Oberwerk | 14 |
| - Schwellwerk | 10 |
| - Pedal | 17 |
| Gesamtzahl der Stimmen | 57 |
| Tastentraktur | Mechanical |
| Registertraktur | Pneumatic |
| Windlade(n) | Slider chests |
Disposition
Hauptwerk (C-f'''): Principal 16', Bordun 16', Principal 8', Gamba 8', Rohrflöte 8', Gemshorn 8', Quinte 5 1/3', Octave 4', Gemshorn 4', Quinte 2 2/3', Doublette 2 fach (2' + 1 1/3'), Cornett 4 fach, Mixtur 4 fach, Cymbel 3 fach, Fagott 16', Trompete 8'.
Oberwerk (C-f'''): Quintatön 16', Principal 8', Quintatön 8', Flauto Amabile 8', Fugara 8', Gedackt 8', Octave 4', Rohrflöte 4', Quinte 2 2/3', Octave 2', Cornett 3 fach, Mixtur 5 fach, Aeoline 16' - Zunge, Clarinette 8'.
Schwellwerk (C-f'''): Lieblichgedackt 16', Flauto Dolce 8', Salicional 8', Rohrflöte 8', Principal 4', Gedackt 4', Nasart 2 2/3', Octave 2', Mixtur 4 fach, Oboe 8'.
Pedal (C-d'):
1. Abteilung: Principalbaß 32', Subbaß 16', Violonbaß 16', Octavenbaß 8', Cellobaß 8', Posaunenbaß 32', Posaunenbaß 16'.
2. Abteilung: Principalbaß 16', Viola 8', Quintbaß 10 2/3', Quintbaß 5 1/3', Octave 4', Cornett 4 fach, Trompete 8', Clarine 4'.
Koppeln: Manualcoppeln, Pedalcoppel.
Nebenregister und Spielhilfen: Tremulant, 12 Combinationstritte 12', Crescendo und Decrescendo, Freie Combination für das ganze Werk, Plenocombination, Barkermaschine.
| Literatur |
|