Spring naar content
Ausführliche Beschreibung der vorgewählten Orgel
Faurndau, Deutschland (Baden-Württemberg) - Evangelische Kirche Sankt Marien (voormalige kloosterkerk)
Gemeinde: Göppingen
Region:Württemberg

Beschreibung nr.: 2005288.

Gebaut von: Johann Georg Schäfer (1832)
Die Orgel enthält älteren Material: Pipes aus 1742 von Johann Georg Späth

JahrOrgelbauerOpusAktivität
1832 Johann Georg Schäfer  Neubau
1951 Weigle Orgelbau  Restaurierung und Vergrößerung
1980 Kurt Oesterle  Restaurierung und Vergrößerung

De Evangelische Kirche in Faurndau, gemeente Göppingen, is van oorsprong een Benediktijner Abdijkerk uit 1220. Het gebouw werd later gebruikt als Chorherrenstiftskirche en is sinds 1536 Evangelisch. In 1742 bouwde Johann Georg Späth een orgel voor de kerk, het eerste instrument in het gebouw. Het stond op het koor, maar werd in 1802 op een galerij aan de westzijde geplaatst. In 1832 bouwde Johann Georg Schäfer een nieuw orgel, waarbij enkele stemmen van Späth opnieuw gebruikt werden. Dit orgel kreeg één klavier met twaalf stemmen en een vrij pedaal met drie stemmen. Het orgel zou in 1940 worden vervangen door nieuwbouw, maar door de Tweede Wereldoorlog kon dit niet doorgaan. Na de oorlog is het instrument in 1949 op de monumentenlijst geplaatst. Onder advies van Walter Supper restaureerde de firma Weigle het orgel in 1951 en breidde het tevens uit met een tweede manuaal. Weigle maakte nieuwe sleepladen voor de manualen en plaatste het pedaal op een electro-pneumatische kegellade. In 1979/1980 reviseerde de firma Oesterle het orgel opnieuw. Zij breidden de dispositie uit tot 22 stemmen en maakte voor het pedaal een nieuwe mechanische sleeplade.

Technische Daten
Anzahl Register pro Manual
- Hauptwerk8
- Oberpositiv8 (7)
- Pedal6
Gesamtzahl der Stimmen22 (21)
TastentrakturMechanical
RegistertrakturMechanical
Windlade(n)Slider chests
Tonhöhea' = 440 Hz
TemperaturKirnberger III

Disposition
Hauptwerk (C-g'''): Quintadena 16', Prinzipal 8', Holzflöte 8', Salizional 8', Oktave 4', Bifra 4', Waldflöte 2', Mixtur 5 fach (2').
Oberpositiv (C-g'''): Großgedackt 8', Kleingedackt 4', Nasat 2 2/3', Prinzipal 2', Terz 1 3/5', Oktävlein 1' - Vorabzug uit Scharfzimbel, Scharfzimbel 3 fach (1'), Oboe 8', Tremulant.
Pedal (C-f'): Subbaß 16', Oktavbaß 8', Gemsbaß 8', Choralbaß 4', Dolkan 2', Fagott 16'.
Koppeln: Hauptwerk - Oberpositiv, Pedal - Hauptwerk, Pedal - Oberpositiv.

Übrige dispositiondaten
Mehrere dispositionen De dispositie luidde in 1832:
Manuaal (C-f'''): Principal (tin) 8', Viola di Gamba 8', Quintadin 8', Coppel 8', Principal (hout) 8', Octav 4', Flöt 4', Quint 3', Super Octav 2', Waldflöte 2', Mixtur 4 fach (2'), Cimbel 3 fach (1').
Pedal (C-d'): Subbaß 16', Oktav-Baß 8', Fagottbaß 8'.
Literatur
  • Die Orgeln der Stiftskirche Faurndau in Geschichte und Gegenwart : Orgelführer / Helmut Völkl. - Faurndau : Evangelische Kirchengemeinde, 1980.
  • Orgeln in Württemberg / Helmut Völkl. - Neuhausen-Stuttgart : Hänssler-Verlag, 1986. - (110. Veröffentlichung der Gesellschaft der Orgelfreunde).
  • Die Schäfer-Orgel in Westerheim : Ein Nachtrag zu "Historische Orgeln in Ulm und Oberschwaben" / Wolfgang Manecke. - In: Ars Organi, Jhg. 61, Heft 4, Dezember 2013.